DNA-match maakt nog geen dader*

Als iemands dna op het heft van een moordwapen zit, is de stap naar een veroordeling snel gemaakt. Ook dna-sporen op de plaats delict vormen soms het doorslaggevende bewijs. Uit recent onderzoek blijkt echter dat zulk dna zomaar van een onschuldige derde kan zijn. Dit roept de vraag op wat nu precies de waarde van een dna-match is.

Dna-bewijs kan twijfel wegnemen door ander bewijs te ondersteunen of juist te ontkrachten. Gerechtelijke dwalingen kunnen zo worden afgewend of – achteraf – alsnog worden rechtgezet. Maar dit alles hangt af van de manier waarop dna-bewijs wordt gebruikt. Want anders dan vaak wordt gedacht, zegt een match op zichzelf niet zoveel over daderschap.

Wat bewijst een dna-match nu precies? Strikt genomen betekent een match niet meer dan dat het aangetroffen celmateriaal (naar alle waarschijnlijkheid) afkomstig is van een bepaalde persoon. Maar daarmee zijn de belangrijkste vragen nog niet beantwoord. Waar het echt om gaat is namelijk wat voor materiaal het betreft (huidcellen, speeksel, haren etc.), hoe en wanneer dat celmateriaal daar is terechtgekomen en – het belangrijkst – of dat iets met het misdrijf te maken heeft.

Een dna-match krijgt dus pas betekenis in de context van het overige bewijsmateriaal. Wanneer een vrouw dood wordt aangetroffen in de echtelijke sponde zal het natuurlijk niet moeilijk zijn een volledige dna-match met haar echtgenoot te vinden. Op het lichaam van de vrouw zal tenslotte allerhande biologisch materiaal van haar man te vinden zijn. Dit materiaal is daarmee niet per definitie verdacht. Materiaal van een wildvreemde is dat misschien wel. Tenzij dat materiaal een verklaarbare, legitieme oorsprong heeft. Maar juist dat kan de mevrouw in kwestie helaas niet meer navertellen.

En zo moeten de aangetroffen dna-sporen worden geïnterpreteerd. Door mensen. Op een subjectieve manier. Op basis van onvolledige informatie. Daarbij geldt: hoe meer contextinformatie er is, hoe beter de betekenis van een match kan worden geduid. Maar helaas geldt dat ook omgekeerd.

Juist daar wringt de schoen. De snel groeiende dna-databank leidt immers logischerwijs tot meer ‘cold hits’ – dna-matches met personen die nog niet in beeld waren. Denk aan een zaak waarin weinig sporen worden gevonden. Wel bevinden zich op de kleding van het slachtoffer enkele gave hoofdharen. Eén daarvan is blijkens een dna-match van u. Dan zult u ongetwijfeld worden aangehouden voor verhoor en nader onderzoek. Het is dan te hopen dat u een verklaring hebt voor die haar, en liefst ook een alibi. Maar wat is nu de betekenis van die match? Dat oordeel is aan de rechter die u treft.

Veroordelingen op basis van uitsluitend aangetroffen dna-materiaal komen helaas met enige regelmaat voor. De wet noch de Hoge Raad verbiedt dat. Als u onschuldig bent maar helaas toch wordt veroordeeld, is het maar de vraag of uw onschuld ooit aannemelijk wordt. Er ligt tenslotte een dna-match. Hier ligt een belangrijke taak voor de raadsman.

Onlangs is aangetoond dat dna van onschuldigen zelfs via een omweg op een verdachte plaats kan worden aangetroffen. De University of Indianapolis (VS) onderzocht de overdracht van dna-materiaal van derden. In het onderzoek schudden proefpersonen elkaar gedurende twee minuten de hand. Daarna nam één van de twee – laten we hem ‘de schuldige’ noemen – een mes ter hand. De messen werden vervolgens onderzocht op de aanwezigheid van dna. De meeste mensen, waaronder rechters, zouden verwachten dat op het mes dan het dna van ‘de schuldige’ wordt aangetroffen. Maar wat blijkt? In 85% van de gevallen werd op het mes dna aangetroffen van de persoon die het mes geen moment had aangeraakt, maar alleen de hand van ‘de schuldige’ had geschud. Dit dna-materiaal is dus via het handen schudden overgedragen op het mes. In zo’n 20% van de gevallen was het dna van de onschuldige derde zelfs het enige (dan wel belangrijkste) dna-profiel op het mes. Dit onderzoek toont aan dat het rotsvaste vertrouwen van velen in de bewijswaarde van dna wel wat nuancering behoeft.

Zoals gezegd zullen er naar verwachting steeds meer dna-matches zijn. Matches met onschuldigen, en matches met schuldigen. Maar de vraag wie tot welke groep behoort, is daarmee niet beantwoord. De genoemde ontwikkelingen vragen om een herbezinning op de waarde van een match. Om onterechte veroordelingen te voorkomen dienen rechters behoedzaam om te gaan met de interpretatie van dna-bewijs. In het bijzonder lijkt het mij raadzaam om zonder solide steunbewijs geen veroordeling te baseren op dna-bewijs. Uitsluitend dna is een te wankele basis voor een veroordeling. Celmateriaal kan, zo is immers aangetoond, afkomstig zijn uit onverdachte hoek. Het is steeds de context die de waarde van een dna-match bepaalt.

 

* Dit artikel is een bewerking van het eerder in NRC.next verschenen artikel ‘Je liegt, wat deed je dna dan op de PD?’ van mr. M. Berndsen.